wat verstaen wij in den
hoenich dan die puerheit der seden ende wat in der bloemen dan gueden roeck eens goeden geruchs Den prelaet is noet dat hie een |
[rood onderstreept secht] Een guet prelaet
mackt guede onder- saeten [rood onderstreept Seneca secht] Geen dinck en neicht alsoe seer dat gemoe- de ten quade. ende geen |